• Lochem 5 - Seizoensverslag 2021-22

  • Lochem 5 - Seizoensverslag 2021-22

Seizoensverslag Lochem 5 2021-22

Ook te beluisteren op Spotifylink naar het audioverslag van Studio TEVOMELO

Proloog: Zondag bleef het stil

“Mannen, komend seizoen moet het gebeuren, " sprak de co-captain, "beter wordt het niet...” Hij schrok van zijn eigen bijzin, maar het was eruit voor hij er erg in had. Het '....enkel minder' dat hij eraan had willen toevoegen, slikte hij snel weer in. Aan de ogen om hem heen die plots met schrik en herkenning waren gevuld, zag hij dat er genoeg waren die de zin zelf al met woorden van eenzelfde strekking hadden aangevuld. Even was het stil. Hier en daar klonk voorzichtig gelach door en één gevatte opmerking van Kuiters of Kuiters later, was van het ongemak vakkundig een geintje gemaakt. Maar de toon was gezet, de woorden deden hun werking. Flinterdunne straaltjes van besef en urgentie over de opgave waar we voor stonden, braken door de façade van voorseizoensgezelligheid. Joey voelde de ontnuchterende werking aan die de woorden hadden en deed een loopactie naar de koelkast voor een nieuwe ronde bier.

Over een maand wachtte de eerste bekerwedstrijd en zouden we echt weten hoe we ervoor stonden. In onze hoofden waren we nog allemaal de jonge goden die twee seizoenen geleden op weg naar hun eerste titel plotsklaps op zoek moesten naar een enorme koelcel voor hun ambities. Een kleine observatie van de verzameling heren om me heen vertelde een ander verhaal. Wallen, grijze haren, stramme bewegingen bij het opstaan, hoestjes, kortademigheid en wat strakker gespannen teampolo's verraadden pasgeboren kinderen, jaren die begonnen te tellen, COVID-herstel, luiheid en Hollands welvaren.

Thomas en Paul zongen het al: "Als het vuur gedoofd is, dan komen de wolven." Twee jaren aan coronabeleid draaide het vaderlandse amateurvoetbal zowat de nek om. Er wakkerde nog slechts een klein waakvlammetje, maar we leken nu eindelijk weer zuurstof te krijgen. De brandstof dienden we zelf te leveren en het grootste gevaar van het niet hervinden van de motivatie was geweken. We hadden de tijd overbrugd, het vuur levend gehouden. Een avond als deze bracht de bravoure en kampioensaspiraties terug. Die waren onverminderd groot. Nu het voetbal nog.

Deel 1. De voetballer

Lombok, Utrecht, 5 september 2021. Fris, bewolkt weer. Ik zet mijn spullen in de Volvo en plaats mijn vers ingevette voetbalschoenen op een krantje voor de bijrijdersstoel. Vanaf de stoep en vanachter de ruiten kijken hondeneigenaren en buurtbewoners toe. Niet-voetballers. De leegheid van die levens schokt me.

Voor een periode van maanden was ons leven net zo. Net zo leeg. We hebben er lang op moeten wachten, maar nu, bijna een jaar later, mogen we weer om het ‘echie’. Om de knikkers. We mogen onszelf weer 'voetballer' noemen. Het gevoel van de zondag dat daarbij komt kijken waren we na al die wedstrijdloze maanden haast vergeten: het verheugen, de gezonde spanning. Deze anticipatie voor het echte zondaggevoel hebben we lang moeten missen. Toch waanden we onszelf nooit ‘niet-voetballers’. Pfff, de gedachte alleen al.

Wij beschikten over iets dat de voetballozen niet hadden. Wij konden ons troosten aan een rotsvast vertrouwen dat er altijd weer een nieuw seizoen zou komen. Een seizoen waarin we onze kampioensdroom konden laten uitkomen. Nu moet je niet denken dat we kalm en sereen met de handen over elkaar hebben zitten afwachten tot het licht weer op groen ging. In tegendeel. Ons wachten was vol ongeduld, vurig hunkerend naar weekend en wedstrijd, naar thuisfluiters en thee, naar zagen en zeges.

Absoluut, ons geloof in dat onze tijd nog komen zou, werd danig op de proef gesteld. Er werd aan onzichtbare raderen gedraaid die ons aan de realiteit deden twijfelen. Keer op keer werd ons iets voor de voeten geworpen waar wij mee om moesten springen. 'De toekomst' leek een concept van het verleden te zijn geworden. Telkens wanneer een perspectief zich aftekende aan de horizon schoven er wolken voor en wanneer de boel weer was opgeklaard, was er van voorgaand perspectief weinig meer terug te vinden. Maar wij, als voetballers, volhardden. Iedere zondag weer, week in, week uit, zodra het was toegestaan, verzamelden wij ons als een stel kerkgangers bij ons gebedshuis. Vormen met en zonder bal, met en zonder onbeperkte groepsgrootte, met en zonder leeftijdsdiscriminatie, met en zonder anderhalve meter, met en zonder avondklok. Een eindeloze aaneenrijging van trainingen diende als onze surrogaatkoffie. Het echte werk werd hevig gemist.

De zondagen voelden bij tijd en wijle als de leeggelopen kerkbanken van een afbrokkelende, vergrijsde parochie. Bedroefd keek je om je heen naar een armoedige aanblik van mannen die in groepjes van vier op een kwart veld pass- en trapvormen aan het uitvoeren waren. Elke kwart een eigen kleur hesjes. Het had iets intens treurigs. De ultieme zondagbeleving was verworden tot dagbesteding. Maar brandend van binnen in de wetenschap van hoe mooi het echt kan zijn, groeide dat verlangen enkel. Het verlangen naar de ware zondagbeleving, de ware Sunday Service.

Nu zijn we terug. Op zondag. Of laat ik het even eerlijk stellen: mijn ploeggenoten waren terug. Deze zondag. Ik zat een provincie verderop, in gelijke mate creperend en balend, op de rand van de kofferbak te wachten op mijn verlosser. Zacht uitgedrukt, had ik mijn rituelen in de wedstrijdaanloop nog niet helemaal op de rit. Even inkomen, laat maar zeggen. Een monstrueuze kater van een uit de hand gelopen strandfeestje en de Volvo die me in de steek liet. De accu leeg. Ook die had geleden onder twee jaar corona. In plaats van mijn ploeggenoten te begroeten in de kantine, stak ik nu mijn hand op naar de man van de ANWB die mij kwam ontzetten.

Een eind oostwaarts werd afgetrapt voor de eerste bekerpot, de traditionele oefencampagne was van start gegaan. Het voelde na al wat was gebeurd als een klein wonder. Op het veld werden vandaag nog geen wonderen verricht. Na een stroeve eerste helft werd bekeropponent Vorden in het tweede bedrijf vakkundig opzij gezet. Een glimp van de aloude onverzettelijkheid en routine was voor de oplettende toeschouwer zichtbaar, het goede voetbal liet nog even op zich wachten. Geef het nog even tijd, het komt vanzelf. Onze tijd is aangebroken: het jaar van de voetballer.

Deel 2. Chi mena per primo, mena due volte

Toen Paolo Di Canio tijdens een interview werd gevraagd om zijn weg naar volwassenheid te omschrijven en de opleiding te karakteriseren die hij als jeugdspeler van Lazio Roma had genoten, antwoordde hij met een Italiaans spreekwoord: “Chi mena per primo, mena due volte.” Het betekent zoveel als ‘wie het eerst slaat, slaat twee keer.’

Als we iets hebben geleerd van de afgelopen seizoenen is om de competitie aan te vliegen als een straatwijze klootzak à la Di Canio, terend op klasse en geslepenheid. In de praktijk komt dit neer op drie fases die je moet doorlopen en die je bij het succesvol doorstaan van de fases, afzetten bij het pad naar victorie. Vanaf daar is het één rechte lijn naar de schaal. Kleine disclaimer: dit is pure theorie, de werkelijkheid is grilliger. Maar als je ver genoeg uitzoomt, worden alle lijnen recht.

Fase één. Niet op je bek gaan in de openingsdebatten. Om de vergadering van de ‘Commissie Open Deuren’ direct maar even te openen: kampioen word je niet in de eerste wedstrijden, maar het kampioenschap verspelen kan je er wel. Oftewel, goed begonnen is half gewonnen. Vergadering gesloten. De competitie-openers waren meteen pikant. Blijkbaar hadden de bobo’s van de amateurtak bij de KNVB het kelderklasse-voetbal net zo gemist als wij en om die terugkeer te vieren voor ons achtereenvolgens de plaatselijke derby en de plaatselijke burenruzie ingepland. Respectievelijk Witkampers en Klein Dochteren vormden ons openingsprogramma. Niet direct teams die je hoeft te vrezen, maar wel teams waarvan je weet dat ze tot op het bot gemotiveerd zijn om ons dwars te zitten. Veel verder dan een vroege voorsprong zat er voor beide opponenten niet in. De 0-1 achterstand werd in een mum van tijd weer omgekeerd en beide wedstrijden resulteerden in een ruime overwinning. Fase succesvol afgerond.

Fase twee. Vroeg signaleren wie de concurrentie is. Keijenburgse Boys was goed uit de startblokken gekomen en nam op doelsaldo de eerste plek in. De heren in het oranje kenden we nog van twee seizoenen terug en stonden bij ons in het scoutingsboekje als een taaie en fysieke ploeg. Alhoewel we nog nooit van ze verloren hadden, konden we onze borst nat maken voor een lastig tweeluik, waarvan zeker de uitwedstrijd op de Keijenborgse akker niet helemaal binnen onze comfortzone lag. Maar dat was voor later in het seizoen, als ze dan nog in de buurt stonden. Toch meenden we dat het primaire gevaar uit een andere hoek kwam. Een gevaar waar we al in de derde speelronde op bezoek mochten. Vorden nam met een jonge, talentvolle ploeg deel aan onze competitie. Een in potentie serieuze rivaal als ze hun jeugdigheid wisten te beteugelen. Hun start was in ieder geval veelbelovend. De tijd zou uitwijzen of die inschatting terecht was.

Fase drie. Iedere potentiële dreiging zo snel mogelijk neutraliseren. Dit betekent dat iedere tegenstrever, elke uitdager direct moet worden geconfronteerd en terechtgesteld. Publiekelijk. De koppositie moet je afdwingen. Niet onnodig de spanning opvoeren, maar degelijkheid en betrouwbaarheid tonen wanneer het moet. Als een roofdier dat geduldig wacht op het juiste moment om toe te slaan. Je prooi in de nek grijpen. Doorbijten maar. Er werd op die mooie herfstdag in oktober strijd geleverd op de loodzware mat in Vorden. Wij kwamen bovendrijven, de doodstrijd was voor Vorden. Met de rust was de eindstand van 1-2, door twee goals van Renzo met Mike als aangever, bereikt. Daarna was het ploegen om de zege veilig te stellen. Het was klinisch. Zonder al te veel mededogen, zonder al te veel franje. Drie punten zijn drie punten. Fases doorstaan.

Paolo gaf ons een goedkeurende, niet-fascistische groet. Voor onze attitude. Daar wil ik de vergelijking ook graag stoppen. Bij het spreekwoord. Niet dat u gaat denken dat Lochem ook maar enigszins gelijkenissen vertoont met het rauwe straatleven in de Romeinse wijken van de jaren ’70 en '80 of dat de controversiële denkbeelden en gedragingen van Di Canio ook maar enigszins overeenkomen met de mores en tradities van ons team. Wij zijn een hoop gradaties minder geniaal en gelukkig tevens een hoop gradaties minder maniakaal. Wij sloegen. Wij raakten twee keer. Een zespuntenwedstrijd in ons voordeel beslist.

De jaren vol inspanningen en teleurstellingen hadden van ons een stoïcijns en meedogenloos monster gemaakt dat bij tijd en wijle nog even speelde met de slachtoffers die zijn maaltijd vormden. “If you run the beast catches you, if you stay the beast eats you.” The coming of age van een Kelderklasse-team.

Deel 3. Langs de rand van de afgrond groeien de mooiste bloemen

Toen kwam de waarschuwing. Gedurende de eerste weken was er al een voorzichtige trend zichtbaar geworden. Een trend die overigens volledig overstelpt werd door ons scorend vermogen en de euforie van de overwinning op een directe titelconcurrent, maar die desondanks niet minder serieuze vormen begon aan te nemen. We waren namelijk in alle drie de speelrondes op een 0-1 achterstand gekomen.

Ja, het zegt iets over onze veerkracht: we laten ons niet meer gek maken door een kleine tegenslag die je kan uitdrukken in minuten, daarvoor hadden we immers al teveel tegenslagen gezien die zich in een ordegrootte van maanden, seizoenen en jaren lieten omschrijven. Ja, het zegt iets over onze onoverwinnelijkheid: we kunnen leunen op een heilig vertrouwen in ons collectief en hebben het geloof dat kwaliteit altijd komt bovendrijven. Dat kan ook na een half uur, of in de tweede helft. Desalniettemin moet de kanttekening geplaatst worden dat iets zich net zo lang laat omschrijven als veerkracht, totdat het niet meer veert. Iets laat zich net zo lang omschrijven als onoverwinnelijkheid, totdat je overwonnen wordt.

Tegen GSV op eigen veld in speelronde 4 veerde het nog net genoeg. Weer 0-1 achter. GSV overwon niet, maar een tikje werd door ons geïncasseerd. Met 1-1 zochten we de kantine op. De omstandigheden waren door blessures en afwezigen op cruciale posities verzachtend, maar de stemming was niet minder zuur. De perfect score behoorde na vier potjes al niet meer tot de mogelijkheden. Een goede week later was de juichstemming weer terug, toen zowel Vorden als KB punten lieten liggen en wij Dieren-uit zonder botbreuken of blauwe ogen hadden overleefd. Ik wil aan die confrontatie in Dieren nog enkel toevoegen dat wij na die ervaringen enorme pleitbezorgers zijn geworden voor het verplicht invoeren van softdrugsgebruik voor scheidsrechters bij risicowedstrijden. Deze beste leidsman inhaleerde zich een weg uit de potentiële veldslag en had in de rust duidelijk voldoende inspiratie opgedaan om de spreekwoordelijke lont weer uit het kruitvat te halen. De Turkse Horde werd succesvol in bedwang gehouden.

De herfst was inmiddels ver gevorderd en nam een aanloop om in de wintermaanden aan te landen. In de tussentijd hadden we nog enkele teams met groot gemak opgeveegd, wedstrijden waarin we zonder problemen het doel schoon wisten te houden. De trend leek dan ook gekeerd, tot daar op de grens van herfst en winter SVBV 3 op bezoek kwam. De mannen uit Barchem hadden slim ingeleend en een ploeg op het veld gezet die om de bovenste plekken mee had kunnen spelen. Het vormde de opmaat naar de grootste comeback uit de moderne post-coronageschiedenis van het Nederlandse amateurvoetbal.

De start van de eerste helft liet nog niet blijken dat een daverende surprise in de lucht hing. Wij startten zoals gewoonlijk ons dominant aanvalsspel op en het leek slechts een kwestie van tijd voordat we dat zouden uitdrukken op het scorebord. Het liep anders. Twee van onze aanvallende corners werden afgeslagen en op haast identieke wijze werden we eruit gecounterd. Barchem was zo effectief als het maar zijn kon. Toen tien minuten voor rust een corner van hen, die tartte met alle wetten van de natuur, er ook nog in één directe streep in ging, was de eerste helft gedaan. Het gevoel waarmee we richting de thee gingen liet zich het best omschrijven als ongeloof, puur ongeloof. Gek genoeg was van verslagenheid geen sprake, maar hoe gingen we dit in hemelsnaam nog keren? Je hebt bergen, je hebt alpen en je hebt Himalayareuzen. Op dit moment stond er eentje uit die laatste categorie tussen ons en de overwinning in. 0-3 achter op eigen veld was toch wel even net iets anders dan de 0-1’tjes die we tot nu toe hadden meegemaakt.

De woorden die in de rust werden uitgewisseld waren eensgezind en helder. De betere ploeg stond achter en dik ook. Als we nog iets aan de uitkomst wilden veranderen moesten we scoren en ons door het momentum laten meevoeren. Als we zouden verliezen, dan niet zonder onze huid zo duur mogelijk te verkopen. Overgeven, nooit. De strijdbaarheid spatte er vanaf.

We trapten af voor de tweede helft, op zoek naar een snelle goal. We zochten naar openingen in de defensie van Barchem om een weg te creëren naar het doel, maar wat we ook poogden, de bal ging er niet in. De minuten tikten weg en we waren het uur inmiddels gepasseerd. Toen, op het randje van dat je gaat denken dat het tijd-technisch nu een wel heel ingewikkeld verhaal gaat worden om er nog drie te maken, gebeurde het toch. Het momentum was daar. Brian brak met een goede actie buitenom, links door de verdediging heen en trok de bal voor. Fedde rondde af. 1-3. Opluchting, we konden nog scoren vandaag. Een paar minuten later was het weer raak. De Barchemse goalie verwerkte een afstandsschot van Brian voor de voeten van Bart, die de rebound met een voor hem atypische koelbloedigheid dankbaar in de goal werkte. Nu doordrukken hoorde je iedereen zeggen, zag je iedereen denken. Maar het viel wat stil. Grote kansen werden gemist. De 80e minuut was gepasseerd.

Net toen SVBV de hand ophield om het momentum van ons over te nemen en zorgvuldig op te bergen, was daar Niels met een ‘Niels Beltman special’. Ruimte zien als er geen ruimte is, van niets iets maken. Al staan er één, twee, drie, vier verdedigers tussen hem en de goal, hij ziet de weg en die loopt er dwars doorheen. Al staan er vier, vijf, zes, zeven verdedigers voor hem om een schot te blokken, hij ziet de baan en die loopt er dwars doorheen. Koning van de rommelgoal, waarbij er aan elk van zijn ledematen een tegenstander hangt. Koning van de van richting veranderde afstandspegel, waarbij hij het door hemzelf vaak gebezigde ‘BOEEEMMM!’ materialiseert. Gepolijst is anders, maar o zo nuttig om je soms over het dode punt heen te helpen. Mike vond Niels en die rammelde de gelijkmaker het net in. 3-3, comeback voltooid en we gingen het afmaken ook. Het moest alleen nog even gedaan worden. Iedereen die op het sportpark aanwezig was, liet liggen waar die mee bezig was en verlegde zijn aandacht naar dat wat er te gebeuren stond op het kunstgras. Alles centreerde naar veld 4. Vol gingen we de laatste minuten aan op zoek naar die ene kans. En wie speelt om te winnen wordt zo nu en dan beloond. Daar was die vrije trap aan de linkerkant van het veld. Daar was die perfecte voorzet van Fedde en met een geweldige vreugde-uitbarsting als gevolg, kopte de captain de 4-3 binnen. Glorieus, luisterrijk, dik verdiend. Een remontada voor de geschiedenisboeken.

Waar de pot tegen SVBV de meest spectaculaire zege was, tekende het tweeluik tegen Wolfersveen voor de meest benauwde overwinningen van het seizoen. Bij de herstart na de winterstop kregen we de tweede selectie van ‘de ploeg uit de bocht’ op bezoek, die schijnbaar in de Kelderklasse wedstrijdritme op wilden doen. De vlagger van Wolfersveen pakte de hoofdrol en dan weet je dat het lastig wordt. In de eerste helft vlagde hij een zuivere goal af. In de tweede helft vlagde hij niet voor een goal op het moment dat de bal de achterkant van het net al bijna raakte voordat een verdediger hem nog uit het doel werkte. Zijn scherpe zicht op de buitenspellijn gold blijkbaar niet voor de doellijn. Diep in blessuretijd, op het moment dat de 0-0 al met potlood was opgeschreven, kregen we onze allerlaatste mogelijkheid. Een vrije trap op een meter of 20-25. Fedde ging achter de bal staan.

Roberto Carlos wordt altijd geroemd om die ene vrije trap. Die moeilijk harde uithaal met die abnormale curve tegen Frankrijk. Begrijp me niet verkeerd, een ongeëvenaard kunststukje, maar ik zal de bal die nu geschoten ging worden altijd boven deze plaatsen en wel hierom: de vrije trap van Roberto Carlos had nul betekenis. Hij schoot raak na een minuut of 20 in een niet gewonnen wedstrijd op een vriendschappelijk opwarmtoernooi dat helemaal nergens om ging. En laten we eerlijk zijn, Fabien Barthez was ook een beetje een koekebakker met korte armpjes. Fedde liep aan en krulde de bal op heerlijke wijze in de rechterkruising.

Wolfersveen-uit was van een andere orde. ‘Nergens waait het zo hard als bij AZ’ kopte de Telegraaf een paar jaar terug. Nou, bij Stadion De Stikke Bocht vergeleken is het AFAS-stadion een oase van rust en kalmte. Op een veld waar je geen tegenstander nodig hebt om je enkels te breken, stormde de wind dwars over het veld. Iedere hoge bal waaide zo het naastgelegen weiland in. Het draaide voor geen meter en een 1-0 achterstand bij rust gaf ons nog een hoop werk te doen. Gelukkig waaide de bal in tweede helft een paar keer gunstiger voor ons en had Brian de elementen in de eerste helft kundig bestudeerd om in het tweede deel toe te slaan. Op aangeven van Fedde en Mike sloeg onze veel scorende linkerspits twee keer toe en stapten we met een 2-1 winst van het veld. De zoveelste wederopstanding voltooid.

De comebacks en benauwde overwinningen waren onze specialiteit geworden en gaven het seizoen diepgang en rijkheid. Goed voor je hart is anders. Maar, zoals mijn oom Theo altijd zegt: 'langs de rand van de afgrond groeien de mooiste bloemen.' En wij hadden inmiddels een enorm boeket vol zeldzame tropische bloeiers bijeen gespeeld.

Deel 4. Als je bij de kapper blijft binnenlopen, word je vroeg of laat een keer geknipt

De tweede seizoenshelft draaide, vooraleer we aan het kampioenschap konden denken, maar om één ding: het allesbepalende tweeluik Vorden-thuis, Keijenborg-thuis. Pieken in de sport blijft een ongrijpbaar fenomeen. Zoals Lance Armstrong in zijn beste jaren in de Tour kon pieken, piekten wij tijdens het tweeluik voor de titel. Fysiek net iets minder geprepareerd dan de Texaan, maar mentaal even onbreekbaar. Natuurlijk draait het ergens om fitheid en je lichaam optimaal klaarstomen voor de dag des oordeels, maar het element van timing dat bij het pieken komt kijken, zit in hoofden. Doen wat we moeten doen, leveren wanneer we moeten leveren.

Vorden-thuis was zonder twijfel onze beste wedstrijd van het seizoen. Alles klopte. Weer 0-1 achter, weer vakkundig zand in de ogen gestrooid om er vervolgens overheen te walsen. Bij rust was de orde hersteld en waren ze bij Vorden allang vergeten dat ze in deze pot ooit nog voor hadden gestaan. Het was ‘vrouwen en kinderen eerst’ bij de mannen in zwart-geel, die wanhopig de meubels probeerden te redden. 2-1 was dan ook een behoudende afspiegeling van het veldoverwicht dat we etaleerden. In de tweede helft zijn we geen moment meer in de problemen gekomen en liepen we uit naar 4-1. Het feest in de kleedkamer was aan de Lochemse zijde van de gang, Vorden bleef achter op de smeulende resten van hun ineengestorte titeldroom.

Met gemaximaliseerd zelfvertrouwen en een man minder in de gelederen, verzamelden we een week later voor deel twee van het tweeluik. Onze sponsor/speler De Vos was in de post-Vorden festiviteiten gesneuveld en had wat asfalteczeem opgelopen nadat hij op de terugweg vanuit de kantine vanaf de fiets besloot de straat te koppen. Het behang lag eraf en werd met de nodige hechtingen bij elkaar gehouden. Over de pot tegen KB kunnen we kort zijn: zij werden met 5-2 vernietigd en wij voldeden weer eens volledig aan de verwachtingen. Wat prijkte er na een kwartier op het scorebord? Juist. 0-1.

Voor een groot deel van het seizoen was het gepakte aantal punten na eerst op achterstand te zijn gekomen groter dan punten die we hadden gepakt zonder eerst op achterstand te zijn gekomen. Op een bepaald moment in de competitie was dat aantal 22 van de 43 behaalde punten. De trend had overleefd en was gecultiveerd. Ergens voelde dat niet helemaal lekker, maar echt zorgen kon ik me er niet over maken. De zorgen lagen elders. Het met groots succes doorleven van het tweeluik, had namelijk een gevolg dat direct voelbaar was: de spanning was eraf. In onze hoofden waren we al kampioen en moesten we enkel nog de tijd vol maken. En dat kon niet goed blijven gaan.

Een goede maand later reisden we voor de return af naar Keijenborg. Winst daar zou het kampioenschap heel dichtbij brengen, maar de selectie was gemankeerd. Ziektes, blessures en vakanties haalden de aantallen flink omlaag. Maar wie op vakantie is kan geen hoofdrol spelen, wie net terug is van vakantie wel. En laat dat nou net onze doorgaans uiterst betrouwbare doelman Marco zijn, die na zijn verlate skivakantie duidelijk nog een helling nodig leek te hebben om in beweging te komen en dat op het tamelijk vlakke hoofdveld van KB dan ook niet deed. Marco kwam niet uit, Joey trok aan de noodrem, bal op de stip. U raadt het al, het wordt repeterend: 1-0 achter. Onze dodelijkheid voor de goal haperde en met deze achterstand gingen we rusten.

In de kleedkamer heerste geen enkele twijfel: de tweede helft is voor ons, dit hebben we vaker gedaan, tijd om te stormen. Maar voordat de wind ook maar enigszins de kans kreeg om op te steken, kregen we een volgende tegenslag te verwerken. Keijenborg trapte af. Pass, pass, balletje breed, lange trap naar voren. Marco weer te laat uit de goal. Stiftje eroverheen en binnengelopen. 2-0 achter. Onze plannen om terug in de wedstrijd te komen kregen een knauw. Mike deed daar nog een schepje bovenop door voor praten geel te pakken en ons met z’n tienen te laten staan. Toen we goed en wel weer met elf waren, deed Gerald zijn best om met al zijn ervaring aan de scheidsrechter duidelijk te maken dat zijn modus operandi niet helemaal bijdroeg aan onze intenties om in ieder geval niet puntloos naar huis te gaan. Een onvervalst “man, man, man, klojo” volgde en dat resoneerde helemaal met de jaren ’60 vibe die de scheidsrechter uitstraalde. Kuiters vond gehoor en kreeg van deze vrucht van de naoorlogse babyboom terstond een gele prent voorgeschoteld en mocht de mond gaan spoelen. Het was gedaan, weer met 10. De 3-0 bepaalde de eindstand. De tweede helft had een muis gebaard. Hier een comeback produceren bleek voor nu te veel gevraagd. Deze moesten we incasseren. Als je bij de kapper blijft binnenlopen, word je vroeg of laat een keer geknipt.

Deel 5. Beter werd het niet

Gek genoeg of misschien ook weer niet, was de verliespartij bij KB de bezegeling van het kampioenschap. Het verlies had ons wakker geschud. Ja, we werden kampioen, maar we moesten wel even blijven voetballen. De gewoonte om te winnen werd door ons weer opgepakt en op een zondagmiddag waarop we het totaal niet hadden verwacht, kwam er opwindend nieuws uit Vorden. Ze waren op eigen veld niet verder gekomen dan 2-2 tegen de hekkensluiter, waar wij cumulatief met 26-0 van hadden gewonnen dit seizoen. Een absolute off-day. De rekensom werd gemaakt: nog twee keer winnen en dan was het binnen. Alles kon gereed worden gemaakt voor dat ene moment. Kampioenshirts en vlaggen werden ontworpen, de schaal werd gegraveerd en in België werden een paar sterretjes gehaald. Alles klaar voor die ene zondag. Die ene zondag in het paradijs.

Het was warm, de zon scheen volop en het sportpark in Groenlo lag te schitteren in het licht. Om het helemaal af te maken kregen we een grasmat voorgeschoteld die zomaar in de prijzen had kunnen vallen bij jaarlijkse awards voor tuin- en landschapsarchitectuur. Het verloop van de wedstrijd kon niet beter. De lichte spanning die aanwezig was werd snel gebroken en we kwamen zorgeloos op een ruime voorsprong voor rust. Vanaf dat punt kon er naar hartenlust gewisseld worden en was het vieren begonnen. Wat volgde was een tweede helft waarin vooral plezier werd gemaakt. Het publiek was in grote getalen gekomen en stond rijen dik langs het veld. De lucht trilde van vreugde en blijdschap en iedereen genoot zichtbaar van de geweldige sfeer die met z’n allen werd gemaakt. Fakkels ontbrandden en een enorm spandoek werd ontvouwd richting het laatste fluitsignaal. Een team vol met losers was een team vol met kampioenen geworden. De champagne werd ontkurkt.

Ons geheim? Ik heb het al eerder genoemd. Een heilig geloof in ons collectief. Op het veld en erbuiten. Als een zorgvuldig uitgekozen outfit passen we bij elkaar. Zijn we het altijd eens? Nee, zeker niet. Is er nooit frictie? Nee, die is er wel en dat is ook juist nodig. Om het met een praktische analogie toe te lichten: er loopt bij ons in het team een scheidslijn tussen de voorstanders voor bitterballen en voorstanders voor de hapjesmix, maar aan het eind van de discussie eten we met elkaar de schaal leeg. Doel bereikt. Voorspelbaarheid en alleen maar gelijkgestemden wordt dodelijk saai. Als team zijn we daardoor een krachtig collectief, een eenheid, zolang je maar weet wat je aan iedereen hebt.

Een statistiek die deze kracht uitstraalt is ons imponerende doelsaldo. 141 voor, 20 tegen. Aan de kant van de tegendoelpunten staat de bijzondere statistiek dat 10 procent van onze tegengoals is gemaakt door keepers. U leest het goed: keepers, die mannen met handschoenen aan, van de tegenstanders. Vraag Haarman er maar eens naar hoe die eerste tot stand kwam, dat kan hij wel waarderen. Aan de kant van de ‘doelpunten voor’ een diepe buiging voor onze veelvraten voor de goal. Ze zien zichzelf misschien nog niet helemaal als een aanvalsduo, maar de cijfers vertellen een ander verhaal. 42 goals om 31 assists voor Brian en 33 goals om 30 assists voor Fedde. Duizelingwekkende aantallen waar sommigen van ons een carrièrelang over doen. Ik vind het eigenlijk wel tijd worden voor een goede bijnaam voor dit duo, dat niet misstaat tussen befaamde spitsenduo’s uit het verleden die een bijnaam verdienden, zoals Pizza-Toni - Pizarro & Ailton bij Werder Bremen -, SAS –Shearer And Sutton bij Blackburn Rovers -, Za-Sa - Zamorano & Salas bij Chili - en I Gemelli del Gol - Mancini & Vialli bij Sampdoria-. Iets soortgelijks hebben ze wel verdiend. De postbus is geopend voor uw inzendingen.

Waar binnen het veld ons collectief zichtbaar is in onze optredens, komt buiten het veld ons collectief tot uiting in al wat we doen voor de club, in al wat we doen voor elkaar. De kracht van ons team wordt weerspiegelt en versterkt door onze brede supportersschare en zo bezien laat dat wat we hebben gecreëerd zich misschien nog het best omschrijven als een sociale beweging. De woorden die ik uitsprak aan het begin van het seizoen, kan ik bijstellen. “Beter wordt het niet” werd “Beter werd het niet”. Het kon niet mooier. Nu gaan we het na al die jaren een niveautje hoger proberen. We zien jullie weer aan de zijlijn. Bedankt, Kelderklasse, je was goed voor ons. We hebben na een hoop bloed, zweet en tranen het keldertrapje eindelijk gevonden.

God is dood, de staat faalt, maar het voetbal overwint.